Roland Bosma begon zijn muzikale loopbaan op 9-jarige leeftijd bij de plaatselijke slagwerkgroep Crescendo.
Tijdens zijn VWO-opleiding studeerde hij bij Peter Vulperhorst in de slagwerkschool Opus te Leeuwarden en later aan het conservatorium in Groningen. De Universiteit van Amsterdam was een volgende stap in een studie Muziekwetenschappen.
Zijn voorkeur ging uit naar de oude muziek en compositie-technieken als harmonieleer en contrapunt.
Tijdens deze studie ontstond de interesse in het dirigeren en via diverse privélessen en masterclasses werd uiteindelijk een dirigeerpraktijk opgebouwd.
Roland werkte tussen 2004 en 2010 als slagwerker mee aan diverse theaterproducties, waaronder “Sunday in the park with George” en “Sweeney Todd” van Stephen Sondheim, “Die Dreigroschenoper” en “Der Silbersee” van Kurt Weill en de musical “Parade” Jason Robert Brown. Hierbij werkte hij nauw samen met de Sondheim Stichting uit Amsterdam en Musicalvereniging Starlight Boulevard.
In deze periode gaf hij ook slagwerkles aan privé-leerlingen en enkele harmonie orkesten.
Op 24-jarige leeftijd begon zijn dirigeercarrière met een interim dirigentschap bij Dameskoor De Lutine. Tegenwoordig leidt hij op professionele wijze diverse koren, waaronder het mannenkoor Zang & Vriendschap uit Hoofddorp en het Edams Mannenkoor Excelsior. Verder dirigeert Roland de gemengde koren Hosanna en Inter Nos uit respectievelijk Vijfhuizen en Halfweg. Ook popkoor Stembent uit Edam staat onder zijn deskundige leiding. Dit koor zingt momenteel alleen arrangementen van hedendaagse popmuziek van de hand van Roland Bosma zelf.
Zijn arrangementen kenmerken zich door hun originaliteit en kwaliteit.
Roland leidt en programmeert per jaar vele concerten met stijlen uiteenlopend van Gregoriaanse muziek tot en met muziek uit de 21e eeuw. De ambitieuze, allround musicus voert met evenveel plezier en vakmanschap het Tu solus van Josquin des Prez uit, maar draait zijn hand ook niet om voor het De profundis van Arvo Pärt. Roland streeft er naar om zijn muziekgezelschappen continu te verbeteren, maar verliest daarbij nooit de ontspanning van de koor- of orkestleden uit het oog.